Kanalenviersprong; waar 3 kanalen samen komen

De kanalenviersprong zelf ontstond historisch gezien met de voltooiing van deze drie kanalen, vaak ook het kruispunt van waterwegen genoemd, dus ruwweg 1825-1850, waarbij de Zuid-Willemsvaart en Noordervaart de kern vormen en het Wessem-Nederweertkanaal daar later bij kwam. 

Alleen al de geschiedenis van de aanleg van de kanalen en de bijbehorende sluizen, bruggen en sifons maken het gebied uniek. Samen met de restanten uit de romeinse tijd en de Tweede Wereldoorlog en de nabijheid van prachtige natuurgebieden maakt dit en aantrekkelijk gebied voor recreatie. Elk kanaal heeft zijn eigen geschiedenis. 

De Noordervaart: van Napoleons droom tot Limburgs waterbeheer 

(Grand Canal du Nord)

De Noordervaart is een kanaal in Noord- en Midden-Limburg met een rijke geschiedenis en een bijzondere rol in het landschap. Het kanaal, dat vandaag de dag 15 kilometer lang is, loopt van de Zuid-Willemsvaart bij Nederweert tot aan het dorpje Beringe. Hoewel het sinds 2022 officieel niet meer bevaarbaar is, vertelt de Noordervaart een verhaal dat teruggaat tot de tijd van Napoleon.

Een ambitieus plan van Napoleon

De aanleg van de Noordervaart begon in 1803 als onderdeel van een groot Frans infrastructuurproject: het Grand Canal du Nord. Napoleon Bonaparte wilde een waterverbinding creëren tussen de rivieren de Schelde, de Maas en de Rijn, om handel en troepenvervoer gemakkelijker te maken. Het idee was niet nieuw; al in de 17e eeuw probeerden de Spanjaarden met de aanleg van de Fossa Eugeniana een soortgelijk kanaal te realiseren. Ook dat project werd slechts gedeeltelijk voltooid.

De Fransen begonnen met de bouw van het zogeheten Nordkanal tussen Viersen en Neuss in Duitsland. Toen in 1810 het Koninkrijk Holland – inclusief de havens van Amsterdam en Rotterdam – bij Frankrijk werd ingelijfd, verloor het kanaal zijn strategische waarde. De werkzaamheden werden stilgelegd, duizenden arbeiders verloren hun baan en het kanaal werd nooit volledig afgegraven of op vaardiepte gebracht.

Turfwinning en hernieuwd nut

Halverwege de 19e eeuw kreeg de Noordervaart toch een nieuwe bestemming. De aanwezigheid van grote hoeveelheden turf in de Peel maakte het interessant om de vaarroute alsnog te voltooien. In 1854 werd het kanaal tot aan de pas gegraven Helenavaart uitgebaggerd, en in 1865 volgde het laatste deel tot aan Beringe. Dankzij deze Peelkanalen kon het water uit het moerassige gebied worden afgevoerd en de turf via schepen naar andere delen van het land worden getransporteerd.

De Noordervaart loopt vanaf Nederweert in een rechte lijn in noordoostelijke richting, tot aan Beringe, waar het eindigt bij een klein haventje. Bij Nederweert takt ook het kanaal Wessem-Nederweert af, maar dan in zuidwestelijke richting, naar Roermond.

Interessant is dat er voorbij Beringe, richting Blerick, nog sporen zichtbaar zijn van een mogelijke voortzetting van het kanaal. Deze laagten – erkend als rijksmonument – suggereren dat er plannen waren om het traject verder uit te breiden, al is dat er nooit van gekomen.

Van vaarweg naar waterbeheer

In de 21e eeuw veranderde de functie van de Noordervaart opnieuw. Door het sterk teruggelopen scheepvaartverkeer besloot Waterschap Peel en Maasvallei in 2015 om een twee kilometer lang traject te graven. Daarmee werd de Noordervaart verbonden met de Maas via een bestaande beek, zodat het kanaal een nieuwe rol kon krijgen in de regionale waterhuishouding.

Op 10 november 2017 werd officieel besloten dat het gedeelte van de Noordervaart tussen sluis Hulsen en Beringe werd onttrokken aan de scheepvaart. Door het beëindigen van de vaarfunctie kon het kanaal zich volledig richten op het reguleren van water in Noord- en Midden-Limburg en delen van Brabant. De waterdoorvoer vanuit de Maas richting de Peelregio werd hiermee aanzienlijk verbeterd. In 2018 of 2019 werd het beheer van de Noordervaart overgedragen aan het Waterschap Limburg, dat sindsdien verantwoordelijk is voor het onderhoud en de inzet van het kanaal als waterbeheersysteem.

De Zuid-Willemsvaart – Een Koningskanaal door het Zuiden

Stel je voor: het is 1823. Met schop en kruiwagen beginnen honderden arbeiders aan een gigantisch project dat het zuiden van Nederland voorgoed zal veranderen. Ze werken aan een kanaal, dwars door Brabant en Limburg, dat een betere verbinding moet vormen tussen het industriële zuiden en de handelssteden in het noorden. Het resultaat? De Zuid-Willemsvaart, vernoemd naar niemand minder dan Koning Willem I, de grote aanjager van dit waterbouwkundige meesterwerk.

Een ambitieus plan

Na de val van Napoleon wilde Willem I het koninkrijk moderniseren en economisch versterken. Waterwegen waren in die tijd de snelwegen van het land, en een nieuwe noord-zuidverbinding moest handel en transport vlotter en betrouwbaarder maken dan via de grillige Maas.

Het kanaal werd tussen 1823 en 1826 gegraven. Bruggen, laadplaatsen en sluizen volgden snel. Opvallend: het kanaal liep grotendeels om dorpen en steden heen. Het diende de lange afstand, niet de tussenstop. Zo werd bijvoorbeeld de stad Weert pas aangesloten door een slimme keuze in het tracé: het kanaal werd via het dal van de Aa geleid, in plaats van via de Dommel, wat bovendien goedkoper was.

Handwerk en vernuft

De Zuid-Willemsvaart werd grotendeels met de hand uitgegraven. En dat was geen kleine klus: het kanaal strekte zich uit over 123 kilometer, met een hoogteverschil van bijna 40 meter. Om dat te overbruggen, werden negentien sluizen gebouwd – en nog twee extra bij begin- en eindpunt. Dankzij slimme waterwerken, zoals het gebruik van bestaande delen van het Franse Canal du Nord, kon het project relatief snel en goedkoop worden gerealiseerd.

Van handelsroute tot oorlogslinie

Aanvankelijk was de Zuid-Willemsvaart een drukbevaren handelsroute, ook voor passagiersschepen. Tot ver in de 19e eeuw gonsde het van de bedrijvigheid op het water. Pas na 1870 namen spoorlijnen en trams deze rol langzaam over.

Ook in de Tweede Wereldoorlog speelde het kanaal een rol. Tijdens de Duitse inval in mei 1940 werd het ingezet als verdedigingslinie – met enig succes: plaatsen als Bree en Bocholt bleven gespaard van zware oorlogsschade.

Levend verleden

Vandaag de dag slingert de Zuid-Willemsvaart zich nog altijd door het landschap. Hoewel delen zijn verlegd of gemoderniseerd, ademt het kanaal nog steeds geschiedenis. Wandelend of fietsend langs de oevers zie je niet alleen een stukje Hollandse waterbouwkunde, maar ook een levend monument van economische vooruitgang, militaire strategie en koninklijke ambitie. 

Of je nu geïnteresseerd bent in geschiedenis, techniek of gewoon houdt van een mooie wandeling langs het water – de Zuid-Willemsvaart is een verborgen parel die nog steeds in beweging is.

Kanaal Wessem–Nederweert – Schakel tussen Maas en Zuid-Willemsvaart

In het hart van Limburg, tussen de Maas en de Zuid-Willemsvaart, ligt een relatief jong maar belangrijk kanaal: het Kanaal Wessem–Nederweert. Deze 17 kilometer lange waterweg werd officieel geopend op 22 oktober 1929 en vormt sindsdien een cruciale schakel in het Nederlandse vaarwegennet.

Verbindend kanaal met strategische ligging

Het kanaal verbindt bij Nederweert de Zuid-Willemsvaart en de Noordervaart – ook wel bekend als de Kanalenviersprong – met de Maas bij Wessem, ter hoogte van Pol. Deze verbinding maakt het mogelijk om goederenvervoer vanuit het Belgische achterland en Zuidoost-Nederland sneller en efficiënter naar de Maas (en daarmee verder richting Rotterdam of België) te leiden.

Moderne logistiek met een historisch randje

Hoewel het Kanaal Wessem–Nederweert nog geen eeuw oud is, speelt het een belangrijke rol in de regionale economie en infrastructuur. Het is niet alleen van belang voor de binnenvaart, maar ook voor waterbeheer en recreatie.

Wandelend of fietsend langs het kanaal zie je vrachtschepen voorbij glijden, hoor je het zachte klotsen van water tegen de kade, en ervaar je een bijzondere mix van moderne logistiek en rustiek Limburgs landschap.

Het Kanaal Wessem–Nederweert is misschien niet het bekendste kanaal van Nederland, maar het is wél een vitaal stukje waterinfrastructuur – stil, bescheiden en verrassend belangrijk.

1939-1945

De kanalenviersprong in Nederweert was een steunpunt voor de geallieerde bommenwerpers in de 2e wereldoorlog. Op het “eiland” waren meerdere bunkers aangelegd. Duitse en Nederlandse militairen hadden deze bunkers in bezit in de oorlog. Het eiland is na de oorlog afgegraven en de bunkers zijn verwijderd van deze locatie.

Hulsen – waar waterwegen, vakwerk en verleden elkaar ontmoeten

Verborgen in het groene buitengebied van de gemeente Nederweert ligt Hulsen, een schilderachtig buurtschap waar je de Limburgse geschiedenis haast kunt ruiken. Hier, waar de Noordervaart en het Kanaal Wessem–Nederweert elkaar ontmoeten bij het iconische kanalenkruispunt, stroomt niet alleen water, maar ook een rijk verleden.

Aan de rand van deze waterwegen ligt Sluis 14, beter bekend als Sluis Hulsen – een robuuste schutsluis uit 1922. Met een verval van zo’n drie meter was deze sluis lange tijd een onmisbare schakel in het scheepvaartverkeer. Ze maakte het mogelijk om boten veilig van de Noordervaart naar de doorgaande Zuid-Willemsvaart te geleiden, een knap staaltje waterbouwkundig vernuft dat tot op de dag van vandaag indruk maakt.

Maar Hulsen is meer dan alleen techniek. Neem bijvoorbeeld de historische boerderij aan Hulsen 10: een prachtige, grotendeels 19e-eeuwse hoeve die getuigt van ambachtelijk vakmanschap en agrarisch erfgoed. Met haar metselwerk, zadeldaken, oude vensters, en zelfs een losstaand bakhuis met een steen uit 1877, ademt deze boerderij geschiedenis. Tijdens een restauratie in 1979 kreeg het complex een tweede leven – sommige delen, zoals de grote schuur, zijn inmiddels omgevormd tot woonruimte, maar het karakter is volledig behouden gebleven.

En ook in tijden van oorlog speelde Hulsen een rol van betekenis. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd bij de brug van Hulsen een tankversperring aangelegd – een duidelijke aanwijzing dat deze plek van strategisch belang was. De combinatie van waterwegen en toegangswegen maakte Hulsen tot een kritieke doorgang in het Limburgse landschap.

Niet ver van de sluis vind je nog een bijzonder bouwwerk: de Duiker S4. Deze duiker regelde de toevoer van water van de Zuid-Willemsvaart naar de Noordervaart – belangrijk voor het handhaven van de waterstanden, maar óók om gebieden onder water te zetten als verdedigingsstrategie. In tijden van conflict was het water hier niet alleen vriend, maar ook wapen.

Kortom Hulsen is geen gewone buurtschap. Het is een plek waar water, handel, erfgoed en geschiedenis samenvloeien tot een uniek stukje Limburg. Of je nu komt voor de techniek, de rust, of de verhalen uit het verleden – Hulsen heeft het allemaal.

Molen De Windlust – Waar de wind het verhaal vertelt

In het schilderachtige buurtschap Roeven, midden in het landelijke buitengebied van Nederweert, torent Molen De Windlust statig uit boven de velden. Deze ronde stenen bergkoren- en oliemolen, gebouwd in 1872, is een uniek monument van industrieel en agrarisch erfgoed. Niet alleen om haar verschijning, maar vooral om haar rijke en bewogen geschiedenis – een verhaal van bloei, vernietiging en wederopbouw.

De bouw en functie – een dubbele molen

De Windlust werd in 1872 gebouwd in opdracht van Jacobus Bruekers, een molenaar uit Nederweert, als een multifunctionele windmolen: zowel geschikt voor het malen van graan als voor het slaan van olie uit zaden zoals lijnzaad of koolzaad. Dit maakt haar bijzonder: tot op de dag van vandaag is De Windlust de enige molen in Limburg die deze dubbele functie nog altijd in ere herstelt.

De molen kreeg een prominente plek aan de rand van het gehucht Roeven, midden tussen de boerderijen en akkers. Hier sloeg de wind bijna altijd vrij spel – perfect voor een windmolen. De grote stenen romp, met een met riet gedekt kap en houten wieken, is gebouwd als beltmolen: de molen is op een kunstmatige heuvel (de ‘belt’) geplaatst, zodat men eenvoudig toegang heeft tot het maalwerk en tegelijkertijd profiteert van maximale windvang.

Vernietiging in oorlogstijd

De geschiedenis van De Windlust nam een tragische wending tijdens de Tweede Wereldoorlog. In oktober 1944, toen de frontlinie langzaam richting Limburg opschoof, besloten Duitse troepen bij hun aftocht de molen in brand te steken – waarschijnlijk om te voorkomen dat hij als uitkijkpost of strategisch herkenningspunt kon worden gebruikt door de geallieerden. De vlammen richtten grote schade aan: het molenmechaniek werd grotendeels vernietigd, alleen de stenen romp bleef overeind staan. Wat overbleef was een gehavend symbool van een verdwenen tijd. In 1947 werd het restant van het verbrande binnenwerk verwijderd. Jarenlang stond de kale romp als een stille getuige van de oorlog, vergeten en overwoekerd door tijd.

Herstel met hart en ziel

Toch begon in 1979 een nieuw hoofdstuk. De molen werd aangekocht door notaris J.M. Stassen uit Nederweert, een liefhebber van cultureel erfgoed met een droom: De Windlust moest herrijzen. Gedreven door passie en vasthoudendheid liet hij de molen in zijn oude luister herstellen.

De restauratie was groots en nam bijna 15 jaar in beslag. Tussen 1979 en 1993 werd de molen herbouwd: nieuw metselwerk, een nieuwe kap, wieken, binnenwerk – alles werd met grote zorgvuldigheid hersteld naar historische voorbeelden. Alleen de oorspronkelijke gietijzeren bovenas werd niet opnieuw geplaatst. Wat bijzonder is: het werk werd grotendeels in eigen beheer uitgevoerd, vaak met hulp van vrijwilligers en molenkenners uit de regio. Zo groeide de restauratie uit tot een gemeenschapsproject dat het verleden weer tot leven bracht.

Het olieslagwerk – terug van weggeweest

In 2009 kreeg De Windlust nóg een kroon op haar herstel: het olieslagwerk – ooit zo kenmerkend – werd opnieuw geïnstalleerd. Dankzij een vondst van oude onderdelen in de omgeving en samenwerking met technische scholen werd het traditionele olieslaan weer mogelijk gemaakt. Tegenwoordig kan men in De Windlust niet alleen meel zien malen, maar ook olie zien slaan zoals dat 150 jaar geleden gebeurde: een fascinerend proces van persen, verhitten en klaren.

Met dit herstelde olieslagwerk is De Windlust niet alleen een monument, maar ook een levend museum van ambacht en techniek.

De plek en het landschap

De Windlust staat op een prachtige plek in de voormalige Roevenderschans, een verhoogde historische schans. De omgeving is agrarisch, open en groen – ideaal voor een molen, én voor een ontspannen wandeling of fietstocht.

De molen vormt een markant oriëntatiepunt in het landschap. Haar silhouet tegen de lucht is herkenbaar vanuit de wijde omtrek en roept een gevoel van rust en traditie op. Bezoekers zijn welkom om tijdens open dagen en rondleidingen binnen te kijken en te ervaren hoe wind en vakmanschap samenkomen in een draaiende molen.

Erfgoedstatus

Molen De Windlust is sinds 1970 officieel aangewezen als rijksmonument (Monumentnummer 526502), vanwege haar cultuurhistorische, typologische en architectonische waarde. Niet alleen de molen zelf, maar ook het proces van olieslaan is erkend als immaterieel erfgoed en vormt een tastbare verbinding met het ambachtelijke verleden van Limburg.

Bezoek en activiteiten

De molen is regelmatig geopend voor bezoekers, vooral tijdens Molendagen, erfgoeddagen, of op afspraak. Vrijwillige molenaars vertellen met passie over het maalproces, het olieslaan en de geschiedenis van de molen. Er worden ook demonstraties gegeven, soms met producten uit eigen regio.

Voor groepen, scholen of toeristen is een bezoek aan De Windlust een leerzame én sfeervolle ervaring – een duik in een wereld waarin wind, handenarbeid en techniek samenkomen.

Molen De Windlust is meer dan een gebouw. Het is een plek waar de wind het verhaal vertelt – van boerenarbeid en nijverheid, van oorlog en verwoesting, van toewijding en herstel. Hier draait niet alleen het wiekenkruis, maar ook de tijd, in een cirkel die verleden en toekomst verbindt.

De Onze Lieve Vrouw van Lourdes Kapel van Schoor – Een monument van Bedevaart en Gemeenschapszin

In het landelijke buurtschap Schoor, staat de kapel van Onze Lieve Vrouw van Lourdes. Een stille, maar krachtige getuige van geloof, gemeenschap en traditie. Wat begon als eenvoudig devotiepunt, groeide uit tot een kerkgebouw dat symbool staat voor verbondenheid, historie en trouwe inzet.

Ontstaan en vroeg gebruik

Rond 1900 werd op de plek waar de kapel thans staat een wegkruis geplaatst, een eenvoudig symbool van geloof en verbondenheid in het buurtschap. 

In 1916 namen de buurtbewoners het initiatief om op die plek een devotiekapel te bouwen, gewijd aan Onze Lieve Vrouw van Lourdes. Deze kleine kapel vervult al snel een belangrijke rol in het geestelijke leven van Schoor, Roeven en de aangrenzende buurtschappen. Op 24 september 1944 werd er voor het eerst een heilige mis gehouden, opgedragen door een pater Fransiscaan uit Weert – middenin de ontwrichtingen van de Tweede Wereldoorlog. 

Uitbreiding en kerk worden

Na de oorlog bleek de bescheiden kapel al gauw te klein voor de groeiende kerkgemeenschap. In 1951 werd de zuidgevel van de kapel uitgebroken en begon men met een eerste uitbreiding. De kapel kreeg een grotere, bakstenen kerkruimte eraan gebouwd. 

In 1958 volgde een tweede uitbreidingsfase, naar ontwerp van architect Jos. Nijskens uit Nederweert: met ingangspartij, kinderkapel en sacristie werd de kapel vandaag de dag wat men ziet: een kleine kerk die ca. 180 personen kan herbergen. De oude kapel bleef behouden als koorpartij. 

Architectuur en inrichting

Het kerkje is opgebouwd in twee fasen, waarbij de oorspronkelijke kapel (neogotisch, bakstenen, met torentje en Lourdesdevotie) het hart vormt. De recente uitbreidingen zijn qua materiaalgebruik en bouwstijl aangepast aan de oorspronkelijke kapel: rode baksteen, kruisverband, pannen en leien, spitse vensters, steunberen. 

Interieur‑elementen zoals een Lourdesgrot staan in de apsis, vlakbij de oude kapel. De wanden zijn wit gepleisterd, de vloeren met tegels, het dak open houten kapconstructie. In de kinderkapel en sacristie vindt men lichtbeukvensters en kleinere raampjes. De achterwand van het koor is verfraaid met wandkleden geschilderd door Cor van Geleuken, met voorstellingen uit het leven van Maria. 

Gemeenschap en gebruik

De kapel is niet alleen een gebouw, maar een levendige geestelijke en sociale plek. In de jaren na 1945 werd de kapel al snel gebruikt als kerkgelegenheid voor de inwoners van Schoor, Roeven en Kraan, die sinds de oorlog moeilijk toegang hadden tot de parochiekerk van Nederweert. 

Tot op de dag van vandaag zijn er elke zondag diensten. De betrokkenheid van de buurt is groot; vrijwilligers verzorgen onderhoud, schoonmaak, inrichting, verlichting – en het geloofsleven blijft springlevend ondanks de vergrijzing. De kapel bestaat voor de gemeenschap. 

Herstel en recente renovaties

Ook in recente jaren is er zorg besteed aan behoud en restauratie. In 2023 onderging de kapel een grondige renovatie: banken en interieur tijdelijk verwijderd, vloeren geschuurd, stucwerk hersteld, wanden opnieuw geschilderd, altaar opnieuw bekleed, koperwerk gepoetst en verlichting deels vernieuwd. Ook werden de schilderijen van de 14 kruiswegstaties uit 1961 gerestaureerd – een werk dat met zorgvuldigheid wordt uitgevoerd en waarin het liturgisch en cultureel erfgoed wordt gekoesterd.