Ten zuiden van de Noordervaart ligt een aantal bossen. Met name loofbossen. De gronden rondom de bossen worden vaak omringd door bomenlanen en houtwallen. Dit is kenmerkend voor het mozaïeklandschap.

Kernkwaliteiten

  • Bospercelen en landschapselementen zoals singels en houtwallen.
  • Zandige gronden en soms stuifduinen.
  • Afwisseling tussen natte en droge bossen.
  • Afwisseling tussen loof- en naaldbos.
  • Enkele agrarische percelen.
  • Geen tot incidentele bebouwing.

Te versterken waarden

  • Afwisseling tussen open (stuifzand en graslanden) en gesloten (bos) gebieden.
  • Bestaande stuifgebieden open laten.
  • Variatie in loof- en naaldsoorten in verschillende delen zodat een afwisselend bos ontstaat.
  • In de randen een afwisselende bosrandzone met zachte overgangen naar het agrarische buitengebied.
  • Aanwezige agrarische percelen omzomen met singels en houtwallen.